‘’Pas op, Dolfje,’ zegt opa weerwolf onder de volle maan. ‘Er lopen kwade… dingen rond vannacht.’
Dolfje heeft het ook gemerkt: enge schaduwen met scherpe oren, er wordt gegromd, gegrinnikt.Wie zijn die grommende gedaantes en die grote, onbekende weerwolf, die opeens opduikt? Wat doet mevrouw Krijtjes in haar tuin met haar gietertje en rare plantjes? En wat is er aan de hand met sommige klasgenootjes van Dolfje, die doodmoe zijn, de dag na volle maan…’’